Wat is het verschil tussen een permanente en inschakelbare vierwielaandrijving?

Wagens met permanente vierwielaandrijving hebben een middendifferentieel waardoor de aandrijfassen voor- en achteraan tegen verschillende snelheden kunnen draaien en het systeem dus in normale rijomstandigheden ingeschakeld kan blijven op droge ondergrond. Een inschakelbaar systeem heeft geen middendifferentieel en verbindt de aandrijfassen voor- en achteraan vast met elkaar. Bij een inschakelbaar systeem dient in normale rijomstandigheden tweewielaandrijving (2WD) gebruikt te worden en is vierwielaandrijving (4WD) enkel bedoeld voor op het terrein of op een natte of gladde ondergrond.

Waarom mag u een inschakelbare vierwielaandrijving niet gebruiken op een droge ondergrond?

Inschakelbare vierwielaandrijvingen verbinden de aandrijfassen voor- en achteraan vast met elkaar. Ze vormen één enkel aandrijfsysteem. De aandrijfassen voor- en achteraan kunnen dus niet met een verschillende snelheid draaien. Bij stevig gebruik op een droge ondergrond of in bochten kan de aandrijflijn daardoor lawaai gaan maken en kunnen tegenwringeffecten ("Crow Hop") optreden. Die tegenwringeffecten kunnen leiden tot warmteophopingen en vroegtijdige defecten.

Hoe ontstaat "Crow Hop"?

Wanneer een wagen een bocht maakt, volgt elk wiel een andere draaicirkel. Het legt daardoor meer of minder afstand af en draait tegen een andere snelheid dan de andere wielen. Als de voor- en achteras van een wagen vast met elkaar verbonden zijn en op een droge ondergrond een bocht wordt genomen, kan het verschil in draaisnelheid van de wielen tot tegenwringeffecten leiden. De energie van die effecten komt vrij in de vorm van een "knal" of het "schudden" van de wagen wanneer een van de banden tractie verliest.

Mag ik bij elke snelheid een vierwielaandrijving in de hoge versnellingen zetten?

De hoge versnellingen van een vierwielaandrijving inschakelen kan zowel wanneer de wagen stilstaat als al rijdend. Al rijdend kunnen ze ingeschakeld worden bij een snelheid tot 88 km/u.

Hoelang mag ik in de hoge versnellingen van een vierwielaandrijving rijden?

Voor een inschakelbaar systeem raden we aan enkel op natte, losse of gladde ondergrond langere tijd in de hoge versnellingen van de vierwielaandrijving te rijden. Heeft de wagen een permanente vierwielaandrijving, dan hoeft u er niet aan te denken om over te schakelen naar tweewielaandrijving wanneer de weg beter wordt.

Hoe snel mag ik in de hoge versnellingen van een vierwielaandrijving rijden?

U stemt best altijd uw rijsnelheid af op de wegomstandigheden.

Wat zijn de zogenaamde "korte versnellingen" (4WD Low-Range)?

De "korte versnellingen" of de "4WD Low-Range" werden speciaal ontwikkeld om tijdelijk gebruikt te worden wanneer extra tractie en een zo groot mogelijke trekkracht nodig zijn. De aandrijfassen voor- en achteraan worden vast met elkaar verbonden en het motorvermogen gaat via een ander tandwielstelsel dat het motorkoppel vergroot. Schakel de korte versnellingen niet in of uit wanneer de wagen sneller rijdt dan 3 tot 5 km/u, en gebruik ze niet in normale rijomstandigheden.

Mag ik bij elke snelheid de korte versnellingen inschakelen?

Neen. Schakel bij een rijsnelheid van 3 tot 5 km/u in een wagen met automatische versnellingsbak naar de stand N(eutral) of druk, in een wagen met manuele versnellingsbak, de koppeling in. Zet vervolgens de pook van de tussenbak stevig via de stand "Neutral" in de positie "Low-Range".

Hoe snel mag ik in de korte versnellingen van een vierwielaandrijving rijden?

Rij niet sneller dan 40 km/u.

Mag ik de korte versnellingen inschakelen wanneer de wagen stilstaat?

Het is mogelijk de korte versnellingen in of uit te schakelen wanneer de wagen volledig stilstaat. Er kunnen zich echter problemen voordoen omdat de tanden van de tandwielen niet correct met elkaar zijn uitgelijnd. U schakelt bij voorkeur de korte versnellingen in door te vertragen tot 3 à 5 km/u en de versnellingsbak in N(eutral) te zetten. Terwijl de wagen nog vooruitrijdt, zet u de pook vervolgens stevig in de positie "Low-Range". Zet daarna de versnellingsbak in de gewenste versnelling. Gedetailleerde instructies vindt u in de instructieboek van uw wagen.

Wat als ik nooit de Selec-Terrain®-schakelaar gebruik?

In de rijmodus AUTO kiest de wagen automatisch de correcte instelling voor de gedetecteerde omstandigheden.

Moet de wagen geparkeerd staan of rijden als ik de Quadra-Lift®-ophanging of het Selec-Terrain®-systeem wil instellen?

De wagen mag zowel geparkeerd staan als rijden om de Quadra-Lift®-luchtvering of het Selec-Terrain® in te stellen. Tijdens het rijden kan de bestuurder zelf manueel de geschikte hoogte van het Quadra-Lift-systeem instellen of de wagen automatisch de optimale instelling laten kiezen. Met de draaiknop van het Selec-Terrain kan de bestuurder ook in functie van specifiek terrein de optimale instelling selecteren voor aandrijving en remsturing. Voor de verschillende hoogtes van de Quadra-Lift-luchtvering gelden snelheidslimieten. De bestuurder kan bijvoorbeeld enkel de parkeerhoogte instellen bij een snelheid onder 19 km/u. Het systeem begint daarna de wagen te verlagen tot de parkeerhoogte wanneer de rijsnelheid minder dan 10 km/u bedraagt. Zo wordt ervoor gezorgd dat de wagen in de parkeerhoogte staat wanneer men wil uitstappen. Voor de offroadhoogtes gelden ook maximumsnelheden om de doelstellingen op het vlak van rijcomfort te vrijwaren.

// START TREASURE DATA SCRIPT // END TREASURE DATA SCRIPT